Hoe er een ster zo hard op de rem duwde dat ze ‘stille’ stond
Hier is de laatste week weinig gebeurd in de wereld van tuinen en telen. Het vertellen niet waard. Ik zal het er dus ook niet over hebben.
Waar ik deze week wel veel hersenfut en denkpep heb ingestoken, is in het wereldwijde wonder van de ‘overgang’.
De overgang van donker naar licht. Het midwinterfeest. Wie heeft dat zaadje geplant? Waar is dit bedenksel gegroeid en waarom heeft zijn tegenhanger, het midzomerfeest, de overgang van licht naar donker, niet dezelfde impact. Voilà, dit is wat mij al dagen fascineert en biologeert. Ik kan dan ook niet nalaten daar wat over op te halen.
Mijn eerste herinneringen in verband met deze periode en de hiermee gepaarde feestelijkheden, hebben allemaal een zeer warme achtergrond. Het werd in die jaren Kerstmis genoemd. De dag waarop Jezus(ken) geboren werd. Een verjaardagsfeest dus. Er was een kerstboom met kaarsjes (die werden alleen op kerstavond aangestoken) en een maquette van het moederhuis uit die tijd. Wij noemden dat “het stalleken”, het stalletje van Bethlehem. Het was een prachtig verhaal. Mooier dan een sprookje. Het was “echt”. Een echte gebeurtenis. Wisten wij veel dat een ster niet ‘stille’ kan staan. Dat je op een kameel nooit in 10 dagen vanuit het oosten (Sebe, Seba in Ethiopië?) in Bethlehem kan zijn. Dat er bij nachte en bij sneeuwe geen herderkens vol trouwe de wacht lagen te houden in het veld.
Wij wisten niets, wij geloofden alles. En dat was fantastisch.
De kerstkalkoen heeft geen oorspronkelijke traditie en is een spijtige verstekeling die door Scrooge is binnengesmokkeld. De piek en het engelenhaar zijn verdwenen uit de kerstboom. De kerstboom zelf is gebleven, de pakskes ook. De kaarsjes zijn duizenden leds geworden die als woekerplanten soms een gans huis omstrengelen. Jezuske is veel likes kwijtgeraakt en de Coca-Cola Kerstman is nu één van de vaste ingrediënten in de romantische kerstfilms samen met de slee en de trouwring en het misverstand en de sneeuwengel. Het stalleken is zelden nog versierd met stro in het kribbetje en waar zie je nog de os-ezel radiator en de knielende driekoning. Wij noemden de drie koningen die op materniteit-bezoek kwamen: ‘de Driekoningen’. Zijnde de zwarte driekoning, de lange driekoning en die andere driekoning. De zwarte was Caspar. De lange was Melchior en de andere was Balthasar. Er moet in die tijd al goed over nagedacht zijn welke driekoning geknield zou zitten. Dat het zeker niet de zwarte mocht zijn!
Gerard Walschap heeft het over een vierde ‘driekoning’. Een wijze die te laat vertrokken was thuis, ook nog verkeerd gereden zodat hij niet tijdig in het verloskwartier aankwam. Er was dan al een ander gezin in de stal. De rest laat zich raden. Een deurenkomedie met verwisselingen en geschenken die bij de verkeerde terecht kwamen enz. Nu begrijp ik waarom er soms verwarring was met een driekoning die wij Naboekodonnossor noemden. Niet te verwarren met de Nabuco van Verdi.
Toch is er één onmiskenbare bijzonderheid die we niet kunnen negeren en dat is de betovering van 25 december. Ik bedoel de wereldwijde ingebakken honger naar het wonderbaarlijke. De magie van Kerstmis!
Zelfs nu in coronatijd is het duidelijk. Het zich gezamenlijk niet kunnen uitleven tijdens de kerstdagen, zonnewende en andere Joelfeesten, voelen vele mensen als de zwaarst mogelijke beknotting van hun privacy. Het wordt ervaren als zijnde nog erger dan het missen van de wereldbeker finale tussen de rode duivels en de oranje Her(ollan)ders. Ik ben één van die velen.
2 reacties
Weer een prachtige aflevering Stan, vol nostalgie, zo herkenbaar.
Van 24 december tot zeker 6 januari in de materniteitstal… Maar wel met bio-verwarming! dat waren nog eens tijden in het jaar 1 AD !